Milieu en Natuur verkend tegen het jaar 2030

De Milieuverkenning 2030 beschrijft ontwikkelingen in de economische sectoren, en de gevolgen daarvan voor de milieudruk en de milieukwaliteit. De Natuurverkenning 2030 focust op de gevolgen van de milieukwaliteit en het landgebruik voor de natuur. Maar als een eerste groot besluit kan erop gewezen worden dat uit beide rapporten blijkt dat we voor grote uitdagingen staan: de snel veranderende toestand maakt verdere actie nodig, zodat we milieu en natuur alle kansen geven, ook na 2030.

Het Milieurapport (MIRA) en het Natuurrapport Vlaanderen (NARA) beschrijven op een onafhankelijke en wetenschappelijke manier, hoe het milieu en de natuur in Vlaanderen er in de toekomst zou kunnen uitzien. Het beleid moet een keuze maken en doe bepaalt mee de toekomst van (over)morgen.
Het Natuurrapport-team kreeg voor de voorbereiding van De Natuurverkenning 2030 de SPITS-innovatieprijs van de Vlaamse overheid en de prijs ‘goede praktijk op de 5de Conferentie over de kwaliteit van de overheidsdiensten in België’
uit de milieuverkenning
De toestand van het leefmilieu wordt in grote mate bepaald door de sociaal-economische ontwikkelingen en het gevoerde (milieu)beleid. In Vlaanderen zal de bevolking tussen 2005 en 2030 met 12% aangroeien, tot 6,8 miljoen inwoners. De vergrijzing en de ontgroening nemen, net zoals de gezinsverdunning, verder toe. In 2030 is bij een derde van de bevolking ouder dan 60 jaar en minder dan een vijfde jonger dan 18 jaar.

De bevolkingstoename, groeiende transportstromen en een aanhoudende groei van het BBP, doen de vraag naar energie toenemen. Bij een ongewijzigd beleid zou Vlaanderen in 2020 bijna 7% en in 2030 zelfs 13% meer energie gebruiken. Tegelijk zou de uitstoot van broeikasgassen met respectievelijk 12% en 31% toenemen. Toch blijkt uit de toekomstverkenning van de VMM dat het mogelijk is de groeiende energievraag en de uitstoot van broeikasgassen met een derde terug te dringen tegen 2030.
De prijs van de steenkool zal stijgen met 32%, ruwe olie met 63% en deze van aardgas naar 98% tegen 2030. De energieprijzen zullen zullen de keuze beïnvloeden van de energiedragers, de gebruikte hoeveelheden en ook de inspanningen die zullen gedaan worden voor innovaties.
Er worden vergaande maatregelen geëist die mikken op rationeel energiegebruik in alle sectoren én een hoog ambitieniveau voor de inzet van hernieuwbare energiebronnen. Vooral windturbines op zee maar ook biomassa, windturbines op land en zonnepanelen hebben nog een groot groeipotentieel. Tegen 2030 kunnen ze in het meest maximalistische scenario instaan voor 2/3 van de stroomproductie. Samen met andere vormen van hernieuwbare energie (vb. groene warmte en biobrandstoffen) kunnen ze 26% van onze totale energienoden dekken. Fossiele brandstoffen zullen evenwel de eerstkomende decennia nog een belangrijke rol blijven spelen.
Het bruto binnenlands energiegebruik ligt in 2030 13% hoger dan in 2006. De totale uitstoot van broeikasgassen neemt in 2020 toe met 12% en tegen 2030 zelfs met 31%. Omdat de industriële activiteiten groeien met 43% tussen 2006 en 2030, neemt ook het energieverbruik van de industrie toe met 32% en zo ook de uitstoot van broeikasgassen met 30%.
Daarnaast zullen belangrijke investeringen in het elektriciteitsnet moeten gebeuren (decentralisatie van het net, de invoering van slimme tellers, de koppeling met windparken op zee,…) en zal de mogelijkheid moeten voorzien worden om energie op te slaan op momenten van overproductie. De kostprijs hiervan als bepalende factor is niet meegenomen in de studie.

De energiekwaliteit van de woningen in Vlaanderen is laag. Het woningpark groeit verder aan als gevolg van de bevolkingsgroei en de kleinere gezinnen. Kwestie is de energiebehoefte te verminderen.
Inzetten op energiebesparing en op eigen productie van hernieuwbare energie helpt niet alleen het milieu, het vermindert ook de afhankelijkheid van buitenlandse energiebronnen en beschermt onze economie beter tegen prijsschommelingen op internationale energiemarkten. In 2006 bedroeg het aandeel van hernieuwbare energie in het bruto eindgebruik slechts 0,8% en wanneer het beleid niet wijzigt dan zal dat in 2020 nog maar 4% zijn en 6% in 2030.
Er is ook een Europees scenario dat in de doelstellingen van het Energie-en Klimaatpakket 2020 naar energie-efficiëntie streeft, naar het gebruik van hernieuwbare energie en de uitstoot van broeikasgassen. Tegen 2020 zou de energie-efficiëntie met 20% moeten verhogen maar Vlaanderen met zijn 6% vindt zelfs geen aansluiting. Tenminste als het beleid niet wijzigt.
In het Milieurapport 2030 zit ook een visionair scenario, een visie voor Vlaanderen. Hoe het zou kunnen via drastische maatregelen met het oog op een duurzame toekomst. Dit scenario hoort bij de mondiale uitdaging van de klimaatverandering. Het visionaire scenario vertrekt bij bijkomende maatregelen die gericht zijn op een vermindering van broeikasgasuitstoot. Met 60 à 80% tegen 2050.
en een halvering in vergelijking met 1990 van de emissies tegen 2030.

elektrische wagens
De verwachte sociaal-economische ontwikkelingen leiden ook tot een toename van het verkeer. Ondanks die groei is het mogelijk de uitstoot van broeikasgassen door het verkeer met een kwart te doen slinken tegen 2030. Voorwaarde is dat volop de kaart getrokken wordt van milieuvriendelijker voertuigen. Een eerste stap is de keuze voor kleinere en lichtere wagens.
De Europese doelstelling om tegen 2020 10% hernieuwbare energie te gebruiken in transport, kan gehaald worden door meer gebruik te maken van biobrandstoffen. Toch is dit op langere termijn niet de beste oplossing. Biomassa kan efficiënter gebruikt worden in andere sectoren. De toekomst ligt vooral bij groene stroom voor elektrisch aangedreven voertuigen en hybride wagens. En er moet nu al actie ondernomen worden om de hybride en elektrische wagens zo snel mogelijk tegen betaalbare prijzen op de markt te brengen. De doorbraak van de elektrische wagens wordt verwacht na 2020 en tegen 2030 zou 90% van de nieuwe wagens gebruik moeten maken van elektriciteit. In 2020 is dat nog maar 15%.
Om dat doel goed te bereiken is er nood aan een uitgebreid net van oplaadpunten. De batterijen moeten moeiteloos kunnen opgeladen worden - bij voorkeur met groene stroom - op de meest voordelige momenten voor het net en voor de gebruiker. Elektrische wagens zijn energie-efficiënter en hebben betere milieuprestaties , zelfs wanneer daar de emissies bij elektriciteitsproductie worden bij bgerekend.
Daarnaast zou snel werk moeten gemaakt worden van stimulerende fiscale maatregelen om milieuvriendelijkere wagens aan te kopen. Ook mobiliteitsmaatregelen als rekeningrijden zijn nodig om de invloed van het verkeer te beperken. Burgers moeten bereid zijn om meer energiezuinige wagesn te kopen. (Rolf Duchamps)