"Start to Drive is een eerste stap naar een betere vrije begeleiding"
ZWIJNDRECHT. Vorige week heeft Minister Van Brempt het startsein gegeven voor ‘Start to drive’, een rij-initiatie voor jongeren die nog geen rijbewijs hebben en voor hun begeleider. VAB steunt aktief dit project en daar hebben ze goede redenen voor. Volgens VAB kent de vrije begeleiding drie belangrijke tekorten. ‘Start to drive’ is een eerste stap om die tekorten te verbeteren.
De drie tekorten waarover VAB spreekt zijn aan het licht gekomen na twee onderzoeken in 2007 en 2008 overde relatie tussen het opleidingstraject en de rijvaardigheid van jongeren. 885 Jongeren werden door VAB ondervraagd en geëvalueerd: 450 kandidaat-chauffeurs op het moment van het praktisch rijexamen en 435 jongeren die hun rijbewijs nog niet lang hadden. Daaruit bleek dat een vrije begeleider te weinig traint op de juiste basistechnieken zoals remmen, schakelen, bochten nemen, kijktechniek, verkeersinzicht en preventief rijden. Ook blijkt dat jonge chauffeurs tekorten uit hun rijopleiding met zich mee blijven slepen.
Uit het onderzoek blijkt ook dat jongeren die een vrije begeleiding volgen hun rijvaardigheid moeilijk kunnen inschatten. Dat komt volgens VAB omdat ze goede feedback missen.
Derde tekort dat VAB aanhaalt is dat jongeren tijdens hun oefenperiode diversiteit en structuur missen. "Drie op vier jongeren oefenen te weinig op gevarieerde trajecten, missen een gestructureerde aanpak en worden weinig gemotiveerd en gecoached.", klinkt het streng. "De meest gemaakte fout is dat men kiest voor bekende en korte trajecten zoals de rit naar school, de winkel of familie. Dit is goed in een beginfase waarin de basistechnieken worden aangeleerd, maar voor het opbouwen van verkeersinzicht is het belangrijk veel gevarieerd te oefenen."
De aangekaarte problemen zijn volgens VAB op te lossen. VAB raadt aan dat wie zijn of haar rijbewijs wil halen, eerst start met een cursus basisitechnieken. "De duur van deze cursus is afhankelijk van de capaciteiten van de kandidaat.", luidt het. Volgens VAB is het ook sterk aan te raden dat de begeleider ook een cursus volgt voor de start van de stage om pedagogische en technische tips te krijgen. De vrije begeleider zou een tussentijdse evaluatie moeten maken tijdens het opleidingsproces om tijdig eventuele tekorten op te sporen en bij te sturen.
Ten slotte raadt VAB aan om een gevarieerd oefenparcours te kiezen, zonder in het wilde weg rond te rijden zonder rekening te houden met de zwakke en sterke punten van de leerling-bestuurder. "Het is jammer dat ouders vaak veel tijd in de begeleiding steken, maar door hun aanpak niet verder geraken dan het niveau van een basiscursus. De meest gemaakte fout is dat men kiest voor bekende en korte trajecten zoals de rit naar school, de winkel of familie. Dit is goed in een beginfase waarin de basistechnieken worden aangeleerd, maar voor het opbouwen van verkeersinzicht is het belangrijk veel gevarieerd te oefenen. Kiest men voor onbekend terrein dan is het verstandig de moeilijkheidsgraad geleidelijk op te bouwen en bruikbare feedback te geven.", klinkt het nog. VAB raadt daarom aan om na de basiscursus een begeleide stage te volgen waarin de klemtoon ligt op variatie en structurele aanpak.
Goede en ervaren chauffeurs zijn niet noodzakelijk goede begeleiders. Wie zoon- of dochterlief wil leren rijden, doet er goed aan om een begeleiderscursus van VAB te volgen. Deze cursus voorziet in een een korte opfrissing van een aantal zaken uit het verkeersreglement die door alle wijzigingen en aankondigingen van wijzigingen niet meer zo duidelijk zijn. VAB geeft er ook uitleg over de controles die elke kandidaat moet uitvoeren op het praktijkexamen en welke vaardigheden je zeker moet aanleren, de basisprincipes van eco-driving. Ook de relatie kandidaat-begeleider komt aan bod. (mb)